Na de eerste week kwam ik erachter dat de sociale trekpleister van het kantoor de koffieautomaat was. Eerst dacht ik dat het bij de automaat om de koffie draaide. Helaas was deze koffie nooit écht goed want hij was gemaakt van poeder of surrogaatbonen. Om er nog iets van te maken waren er zakjes creamer, zoetstof, suiker, melkcups en roerstaafjes. De chocolademelk op poederbasis en de chocolade-espresso waren de betere opties en dat was ook veelzeggend. Daarom werd de chocolade-espresso meestal alleen getrokken als de lekbak van de nepkoffiemachine weer eens vol was.
De conversaties bij de koffieautomaat waren net zo slap als de koffie. Ik wist dat mijn dag echt was begonnen wanneer ik de eerste:
‘Goodmorning’ hoorde. Er ging een lichte dreiging van deze begroeting uit, want wanneer ik het zou nalaten om iets terug te zeggen, was ik asociaal. Zo snel kreeg ik een label op me geplakt. Het telde niet als ik iemand zou toeknikken, het ging erom dat ik iets terugzei. Daarom maakte ik er een sport van om zo snel mogelijk te reageren met:
‘Goodmorning to you too’. Soms zei ik het zo snel dat ik een collega halverwege zijn begroeting onderbrak. Dit ging allemaal onder het motto, liever te beleefd dan asociaal.
Dat alles nam niet weg dat ik het bloedirritant vond als iemand ‘Mornin’ zei. Eigenlijk was diegene te lui om:
‘Goodmorning’ tegen me te zeggen. Daarbij wenste hij me een neutrale, in plaats van een goede ochtend. Misschien werd het woord ‘Mornin’ gebruikt in een onbewuste wedstrijd waarin zo min mogelijk woorden mochten worden uitgewisseld. Daarom wilde ik liever helemaal niet:
‘Goodmorning to you too’ zeggen, want dan moest ik drie woorden meer gebruiken dan de ‘Mornin’ groeter. Dat zou betekenen dat ik de wedstrijd verloren had, en ik gaf me niet zomaar gewonnen. Alleen wanneer ik een hoofdknik gebruikte kon ik winnen. In een ander opzicht verloor ik dan alsnog, want ik moest het label ‘asociaal’ op de koop toenemen. Zo kreeg de coach met haar ‘kiezen is verliezen’ toch nog gelijk.
Rond drie uur in de middag had ik behoefte aan een kleine pauze. De hoek bij de koffieautomaat was de eerste plaats waar ik aan dacht bij rust, maar schijn bedriegt. Van achteren of uit een andere ongeziene hoek kwam er vaak een ‘Good afternoon’. Dat gebeurde ook meestal wanneer ik mijn jurk probeerde recht te trekken. Daar schrok ik van, en dan moest ik heel snel zoeken naar de geluidsbron om:
‘Hi, good afternoon’ uit te sputteren.
Deze keer zag ik een enorm zelfingenomen collega rondom de machine draaien. Hij was het type dat een goed kwartier vollult over zichzelf tijdens een kort introductierondje. Wanneer hij dit deed, maakte hij veelvuldig gebruik van drie woorden die allemaal op hetzelfde neerkwamen:
‘Amazing’, ‘Awesome’ en ‘Totally cool’. In eerste instantie bleef hij naar zijn koffiekopje staren en zei verder niets. Het zou kunnen dat hij in gedachten was verzonken, aan zijn kind dacht die dezelfde ochtend nog zijn slabbetje had onder gespuugd. Het was waarschijnlijker dat hij puur over zichzelf nadacht. Hoe dan ook ontkwam ik er niet aan om een ongemakkelijk praatje met hem te maken.
Om de pleister maar gelijk van de pijnlijke plek te trekken, begon ik met de routine: ‘Good afternoon’ en kreeg een ‘ah, good afternoon’ terug. Het eerste wat me opviel, was dat de collega een spijkerbroek aanhad in plaats van zijn gebruikelijke blauwe pantalon. Dit zei ik ook tegen hem:
‘Jij ziet er anders uit in je spijkerbroek.’ Hij was blij verrast en reageerde met de woorden:
‘Goh wat leuk dat jou dat is opgevallen, ik heb er al meer complimenten over gehad.’ Welbeschouwd had ik hem zojuist geen compliment gegeven, ik had alleen een feit geconstateerd. Als ik nog een feit moest constateren, was het dat zijn broek te krap zat en contouren zichtbaar maakte waar niemand op zat te wachten. Omdat ik me hier ongemakkelijk bij voelde, en ik het niet meer uit mijn strot kreeg om hem daadwerkelijk te complimenteren, zei ik maar:
‘Ga zo door!’ In mijn gedachten voegde ik eraan toe:
‘Gooi nog een beetje suiker en koffiemelk op je spijkerbroek, amazing, awesome, totally cool.’